Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de Raad van State

 

Artikel 33
1
De vice-president voldoet aan het verzoek, tenzij:
a
niet is voldaan aan de vereisten, vermeld in artikel 32, tweede lid,
b
reeds aanstonds blijkt dat het verzoekschrift onredelijk lang na het ontstaan van de klacht is ingediend of geen genoegzame gronden inhoudt om het instellen van een onderzoek te vorderen,
c
een verzoekschrift van de verzoeker, dezelfde gedraging betreffende, in behandeling is of - behoudens indien een nieuwe omstandigheid, dezelfde gedraging betreffende, is bekend geworden en zulks tot een ander oordeel zou hebben kunnen leiden - is afgedaan,
d
voor de verzoeker met betrekking tot de klacht een voorziening bij een rechterlijke instantie openstaat of heeft opengestaan en hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt, dan wel ten aanzien van die klacht een uitspraak van een rechterlijke instantie is gedaan waartegen geen rechtsmiddel openstaat,
e
door de vice-president een vordering als bedoeld in artikel 3a van deze wet juncto hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is of zal worden ingediend.
2
De vice-president stelt de verzoeker en degene op wiens gedraging het verzoekschrift betrekking heeft, in de gelegenheid hem inlichtingen te verstrekken. Hij hoort de in de eerste volzin bedoelde personen, wanneer dezen dit verzoeken.
3
De vice-president stelt de verzoeker en degene op wiens gedraging het verzoekschrift betrekking heeft, op de hoogte van de uitkomsten van het vooronderzoek. Staat naar het oordeel van de vice-president met betrekking tot de klacht een voorziening bij een rechterlijke instantie open, dan geeft hij daarvan kennis aan de verzoeker.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •